In de wereld van de chronisch zieken gonst al een tijdje de lepeltheorie rond. De lepeltheorie is een metafoor waarmee je als chronisch zieke kunt uitleggen hoe het voelt om chronisch ziek te zijn. Het komt er in feite op neer, dat iedereen een set lepels heeft, die symbool staat voor je energievoorraad. Elke activiteit die je op een dag doet, kost je een bepaald aantal lepels. De crux is dat een chronisch zieke veel minder lepels heeft dan een gezond persoon. En daardoor is zij/hij bij dezelfde mate aan activiteit door zijn lepels heen.
Bovenstaande is voor de meeste MS-ers heel herkenbaar aangezien vermoeidheid een van de meest gehoorde klachten is. Wat nou als er een magisch manier zou zijn om steeds meer lepels te bemachtigen? Nou, om je uit de droom te helpen: die is er niet. Maar om toch in de lepelhoek te blijven: met twee eetlepels visolie of lijnzaadolie per dag, neemt je energievoorraad al toe, en nemen je schubs af. Wil je (bijna) helemaal van je schubs af zijn, dan kun je natuurlijk beter het hele Swank/ Jelinek dieet volgen.
Zelf merkte ik dat mijn eerste lepels al vrij snel arriveerde nadat ik met het Jelinek dieet begon. Een ongeveer een half jaar na dato stroomden ze binnen, waardoor ik eigenlijk iets te enthousiast werd en er een paar verloor. Na negen maanden voelde ik me praktisch als voor de tijd dat ik MS had, en eigenlijk iets beter. En nu, na meer dan een jaar, zit ik dit stukje om acht uur ’s ochtends vrolijk te typen na nacht met drank en 6 uur slaap. En dadelijk ga ik nog een rondje hardlopen.
Ik denk wel dat ik vanmiddag een dutje doe; ook een gezond mens heeft niet oneindig veel lepels.